Verdwalen met een meetlint in je broekzak

Ton Schaap en Paco Bunnik

Portret van Ton Schaap en Paco Bunnik die elkaar geïnteresseerd aankijken, op straat tussen auto’s en hoge gebouwen

Tekst: Karin Koolen 

Fotografie: Paul Tolenaar

Al bijna tien jaar werken ze samen: Ton Schaap en Paco Bunnik. Maar na veertig jaar bij de gemeente zwaait Ton af en gaat Paco de grote opgave rondom (onder andere) de Zuidas aan. Tijd voor een gesprek. Over onze mooie hoofdstad, stedenbouwen anno 2022, walkable cities en verdwalen in Caïro. Met een meetlint.

Vier decennia lang zette Ton Schaap zich met hart en ziel in voor Amsterdam. Hij drukte een grote stempel op de walkable city en kan terugblikken op vele mooie projecten. Maar vraag de inmiddels gepensioneerde Ton waar hij trots op is en je krijgt een fronsend gezicht. “Trots, dat vind ik zo’n raar begrip. Dat is zo ‘in’ tegenwoordig - dan wil ik me sowieso verzetten. Van de maan af gezien, zijn we allen even groot, schreef Eduard Douwes Dekker eens.”

Vooruit, tevreden dan. Dat is Ton wel. Over het IJ, bijvoorbeeld, inmiddels een flink stuk stad met een eigen vorm en karakter. Het Oostelijk Havengebied, de Zuidas… En de Westelijke Eilanden, waar het gelukt is een nieuwe buurt te creëren, met stedelijke functies als een rechtbank en hotel.

Ton glimlacht: “In het laatste Jaarboek Architectuur in Nederland kwamen elf van de vijfentwintig projecten uit Amsterdam. Veel beter kan het niet gaan.” 

We zitten in het Zuidas Informatiecentrum, naast de grote maquette. Ton is al een tijdje met pensioen en vierde begin september zijn afscheid, dat door corona was uitgesteld.

‘Het gaat erom dat je steden voor mensen bouwt. Voldoende dicht maar ook leefbaar, met genoeg te zien en te doen op ooghoogte’

Nieuwe betekenis

Paco Bunnik, die nog lang niet aan stoppen denkt, stapt binnen met een karaf water en een zwarte thee voor zijn oud-collega. Zodra de twee samenkomen, komen ook de verhalen op tafel.

“Ik viel meteen voor Amsterdam”, zegt Ton, geboren en getogen in Almelo. Hij herinnert het zich levendig: “Ik stond op het Rokin, waar nu Allard Pierson zit. Ik was een jongen uit het oosten van het land, die hier zou komen studeren. Ik raakte betoverd door de stad.” 

Amsterdam heeft een unieke energie, vindt ook Paco: “Bij elke gebiedsontwikkeling herontdekken we de stad en voegen we nieuwe lagen van betekenis toe. En Amsterdam heeft zoveel water - dat biedt kansen.” 

Paco had jarenlang een eigen architectenbureau voordat hij, nu alweer veertien jaar geleden, voor de gemeente kwam werken. Een besluit waar hij nog geen moment spijt van heeft: “Hier creëer je samen een stad waarin de publieke ruimte de belangrijkste factor is - dat blijft mij inspireren.” En hoe langer je werkt, hoe wijzer je wordt. Een tijdje geleden sprak hij voor een project met een bomenexpert - er ging een wereld open. “Sindsdien kijk ik weer anders naar gebiedsontwikkelingen, mijn visie wordt steeds meer holistisch.”

"Je bent nooit uitgeleerd”, vult Ton zijn collega aan. “Iedere stedenbouwkundige zou eens een openbare ruimte moeten ontwerpen, van a tot z, anders blijf je in abstracties zweven. Je moet alles tot in concreet detail tegenkomen. Hoe sluit een huis aan op een winkelpand? Waar laat je de fietsen? Hoe hoog of breed is een stoep? Hoogteverschil kan namelijk veel toevoegen aan een plan, behalve als je het verkeerd doet. Door dit proces te doorlopen, wordt elk volgend project beter.”



Portret van Paco Bunnik die omhoog kijkt

‘Iedere stedenbouwkundige zou eens een openbare ruimte moeten ontwerpen, van a tot z, anders blijf je in abstracties zweven’

Als Ton een nieuw project kreeg, stapte hij als allereerste op de fiets. Zoals toen bij Sporenburg, in het Oostelijk Havengebied, waar hij later zelf is gaan wonen. “Dat ligt natuurlijk schitterend aan het water. Maar toen ik daar aankwam, zag ik alleen maar kades. Het was te vlak. We hebben het maaiveld bol gemaakt, en Overhoeks en de straten op Haveneiland verhoogd. Nu leiden de zichtlijnen naar het water. Dat niveauverschil was nodig voor een betere beleving van het gebied.”
Paco: “Als stedenbouwer werk je vanuit kennis en kunde, maar ook heel intuïtief. Je moet erheen, je moet voelen.”

Portret van Paco die lachend naar Ton kijkt, op de achtergrond hoogbouw met een opvallende architectuur

Walkable city

Over de hele wereld werken stedenbouwers aan de walkable city; steden waar het voor voetgangers prettig verblijven is en waar je zonder auto je weg kunt vinden. Amsterdam loopt de laatste jaren daarin voorop, met als doel een menselijke metropool te worden en te blijven. Maar misschien is Amsterdam vooral bikeable, meent Ton. “Het gaat erom dat je steden voor mensen bouwt. Voldoende dicht maar ook leefbaar, met genoeg te zien en te doen op ooghoogte. In het verleden zag je wegen steeds groter en stoepjes alsmaar kleiner worden. Maar stel dat je alles wat je nodig hebt hier kunt vinden? Dan kan die auto misschien wel weg.”

Paco denkt even na. “Aan de andere kant moeten we de walkable city ook niet heilig maken”, zegt hij dan. Een combinatie van drukte en rust met verschillende verkeerssoorten maken de stad ook stads. Het is essentieel om te zorgen voor voldoende ruimte voor voetgangers, maar niet alles hoeft een voetgangersgebied te zijn.”


‘Amsterdam is groter en veelzijdiger dan je denkt’

Samen werkten Ton en Paco de laatste negen jaar aan de Zuidas. Ooit een bedrijfsenclave, maar dat is het allang niet meer. Ton: “Het gedeelte bij de Gerrit Rietveld Academie, maar ook de Kop Zuidas, zijn echt al leuke buurtjes geworden. Straten op menselijke schaal, veel groen. Zo creëer je een prettig, gemengd stuk stad. Soms nog iets te veel asfalt, maar dat kan aangepast worden.”

Als supervisor stedenbouwkundige kom je op voor de publieke waarden van de stad, stelt Paco. “Aan ons de taak om de kwaliteit te bewaken. Van visie tot ontwerp. Om van de Zuidas een ‘stad’ te maken, heb je naast woningen echt cultuur en kroegen nodig, een nachtleven. Dat moet je als gemeente realiseren, anders haal je je einddoel niet.”

Beiden geloven dat de Zuidas het in zich heeft om ‘stad’ te worden. Een uniek gebied qua infrastructuur, met het station in het midden en dicht bij het centrum. Geen vervanging van de binnenstad, maar zeker een verrijking. “Ook met het oog op verdichting is het belangrijk om de stad uit te breiden”, vindt Paco. “Amsterdam is groter en veelzijdiger dan je denkt.”


Doorkijkje van een voetgangersgebied op de Zuidas, met aan beide kanten glazen gevels die andere gebouwen weerspiegelen

Inspiratie

Waar halen de twee stedenbouwkundigen hun inspiratie vandaan? “Reizen”, zegt Paco onmiddellijk. “Ik kan eindeloos struinen en verdwalen. In Cairo liep ik zo ver dat de straatnamen verdwenen. Dan kijk ik rond, leg contact, drink koffie. Dan zie je mooie dingen. Hoe kan ik dat meenemen voor Amsterdam, vraag ik me dan af. Gesprekken met vakgenoten uit andere steden leiden ook vaak tot frisse inzichten.”

Ton: “Jan Gehl, een heel bekend stedenbouwkundige uit Kopenhagen, ging naar al die pleintjes in Italië, op zoek naar de kwaliteiten van zo’n plek. Ik kreeg eens de tip van een docent om altijd een meetlint bij me te dragen. Soms loop je namelijk ergens en voelt het goed, dan wil je er nog even blijven. Waar zit dat ‘m in? Meet het eens op, de stoep, de afstanden. Al reizend - waar dan ook - zie en ontdek je dingen. En als het klopt, zet je die door. Nog zo’n les van een van mijn oud-docenten: veel mooie ontwerpen en ideeën kwamen er niet zonder tegenslag. Laat dus niet zomaar los.”


‘Een les van een van mijn oud-docenten: veel mooie ontwerpen en ideeën kwamen er niet zonder tegenslag. Laat dus niet zomaar los.’

Heeft Ton, die straks afzwaait, nog een droom voor Amsterdam? Of is dat net zo’n uitgeholde term als trots? “Een beetje wel.” Hij lacht. “Eerst die twee bruggen maar eens bouwen. Dan komt Noord erbij en wordt het echt een stad. En de Zuidas verder doorontwikkelen. Maar met Paco en mijn andere oud-collega’s heb ik er alle vertrouwen in dat Amsterdam alleen maar mooier wordt.”


Button navigeer naar boven

Verdwalen met een meetlint in je broekzak

Ton Schaap en Paco Bunnik

Portret van Ton en Paco die elkaar geïnteresseerd aankijken, op straat tussen auto’s en hoge gebouwen

Tekst: Karin Koolen 
Fotografie: Paul Tolenaar

Al bijna tien jaar werken ze samen: Ton Schaap en Paco Bunnik. Maar na veertig jaar bij de gemeente zwaait Ton af en gaat Paco de grote opgave rondom (onder andere) de Zuidas aan. Tijd voor een gesprek. Over onze mooie hoofdstad, stedenbouwen anno 2022, walkable cities en verdwalen in Caïro. Met een meetlint.

Vier decennia lang zette Ton Schaap zich met hart en ziel in voor Amsterdam. Hij drukte een grote stempel op de walkable city en kan terugblikken op vele mooie projecten. Maar vraag de inmiddels gepensioneerde Ton waar hij trots op is en je krijgt een fronsend gezicht. “Trots, dat vind ik zo’n raar begrip. Dat is zo ‘in’ tegenwoordig - dan wil ik me sowieso verzetten. Van de maan af gezien, zijn we allen even groot, schreef Eduard Douwes Dekker eens.”

Vooruit, tevreden dan. Dat is Ton wel. Over het IJ, bijvoorbeeld, inmiddels een flink stuk stad met een eigen vorm en karakter. Het Oostelijk Havengebied, de Zuidas… En de Westelijke Eilanden, waar het gelukt is een nieuwe buurt te creëren, met stedelijke functies als een rechtbank en hotel.

Ton glimlacht: “In het laatste Jaarboek Architectuur in Nederland kwamen elf van de vijfentwintig projecten uit Amsterdam. Veel beter kan het niet gaan.” 

We zitten in het Zuidas Informatiecentrum, naast de grote maquette. Ton is al een tijdje met pensioen en vierde begin september zijn afscheid, dat door corona was uitgesteld.

Portret van Ton Schaap

‘Het gaat erom dat je steden voor mensen bouwt. Voldoende dicht maar ook leefbaar, met genoeg te zien en te doen op ooghoogte’

Nieuwe betekenis

Paco Bunnik, die nog lang niet aan stoppen denkt, stapt binnen met een karaf water en een zwarte thee voor zijn oud-collega. Zodra de twee samenkomen, komen ook de verhalen op tafel.

“Ik viel meteen voor Amsterdam”, zegt Ton, geboren en getogen in Almelo. Hij herinnert het zich levendig: “Ik stond op het Rokin, waar nu Allard Pierson zit. Ik was een jongen uit het oosten van het land, die hier zou komen studeren. Ik raakte betoverd door de stad.” 

Amsterdam heeft een unieke energie, vindt ook Paco: “Bij elke gebiedsontwikkeling herontdekken we de stad en voegen we nieuwe lagen van betekenis toe. En Amsterdam heeft zoveel water - dat biedt kansen.” 

Paco had jarenlang een eigen architectenbureau voordat hij, nu alweer veertien jaar geleden, voor de gemeente kwam werken. Een besluit waar hij nog geen moment spijt van heeft: “Hier creëer je samen een stad waarin de publieke ruimte de belangrijkste factor is - dat blijft mij inspireren.” En hoe langer je werkt, hoe wijzer je wordt. Een tijdje geleden sprak hij voor een project met een bomenexpert - er ging een wereld open. “Sindsdien kijk ik weer anders naar gebiedsontwikkelingen, mijn visie wordt steeds meer holistisch.”

"Je bent nooit uitgeleerd”, vult Ton zijn collega aan. “Iedere stedenbouwkundige zou eens een openbare ruimte moeten ontwerpen, van a tot z, anders blijf je in abstracties zweven. Je moet alles tot in concreet detail tegenkomen. Hoe sluit een huis aan op een winkelpand? Waar laat je de fietsen? Hoe hoog of breed is een stoep? Hoogteverschil kan namelijk veel toevoegen aan een plan, behalve als je het verkeerd doet. Door dit proces te doorlopen, wordt elk volgend project beter.”



Portret van Paco Bunnik die omhoog kijkt

‘Iedere stedenbouwkundige zou eens een openbare ruimte moeten ontwerpen, van a tot z, anders blijf je in abstracties zweven’

Als Ton een nieuw project kreeg, stapte hij als allereerste op de fiets. Zoals toen bij Sporenburg, in het Oostelijk Havengebied, waar hij later zelf is gaan wonen. “Dat ligt natuurlijk schitterend aan het water. Maar toen ik daar aankwam, zag ik alleen maar kades. Het was te vlak. We hebben het maaiveld bol gemaakt, en Overhoeks en de straten op Haveneiland verhoogd. Nu leiden de zichtlijnen naar het water. Dat niveauverschil was nodig voor een betere beleving van het gebied.”
Paco: “Als stedenbouwer werk je vanuit kennis en kunde, maar ook heel intuïtief. Je moet erheen, je moet voelen.”

Portret van Paco die lachend naar Ton kijkt, op de achtergrond hoogbouw met een opvallende architectuur

Walkable city

Over de hele wereld werken stedenbouwers aan de walkable city; steden waar het voor voetgangers prettig verblijven is en waar je zonder auto je weg kunt vinden. Amsterdam loopt de laatste jaren daarin voorop, met als doel een menselijke metropool te worden en te blijven. Maar misschien is Amsterdam vooral bikeable, meent Ton. “Het gaat erom dat je steden voor mensen bouwt. Voldoende dicht maar ook leefbaar, met genoeg te zien en te doen op ooghoogte. In het verleden zag je wegen steeds groter en stoepjes alsmaar kleiner worden. Maar stel dat je alles wat je nodig hebt hier kunt vinden? Dan kan die auto misschien wel weg.”

Paco denkt even na. “Aan de andere kant moeten we de walkable city ook niet heilig maken”, zegt hij dan. Een combinatie van drukte en rust met verschillende verkeerssoorten maken de stad ook stads. Het is essentieel om te zorgen voor voldoende ruimte voor voetgangers, maar niet alles hoeft een voetgangersgebied te zijn.”


‘Amsterdam is groter en veelzijdiger dan
je denkt’

Samen werkten Ton en Paco de laatste negen jaar aan de Zuidas. Ooit een bedrijfsenclave, maar dat is het allang niet meer. Ton: “Het gedeelte bij de Gerrit Rietveld Academie, maar ook de Kop Zuidas, zijn echt al leuke buurtjes geworden. Straten op menselijke schaal, veel groen. Zo creëer je een prettig, gemengd stuk stad. Soms nog iets te veel asfalt, maar dat kan aangepast worden.”

Als supervisor stedenbouwkundige kom je op voor de publieke waarden van de stad, stelt Paco. “Aan ons de taak om de kwaliteit te bewaken. Van visie tot ontwerp. Om van de Zuidas een ‘stad’ te maken, heb je naast woningen echt cultuur en kroegen nodig, een nachtleven. Dat moet je als gemeente realiseren, anders haal je je einddoel niet.”

Beiden geloven dat de Zuidas het in zich heeft om ‘stad’ te worden. Een uniek gebied qua infrastructuur, met het station in het midden en dicht bij het centrum. Geen vervanging van de binnenstad, maar zeker een verrijking. “Ook met het oog op verdichting is het belangrijk om de stad uit te breiden”, vindt Paco. “Amsterdam is groter en veelzijdiger dan je denkt.”


Doorkijkje van een voetgangersgebied op de Zuidas, met aan beide kanten glazen gevels die andere gebouwen weerspiegelen

Inspiratie

Waar halen de twee stedenbouwkundigen hun inspiratie vandaan? “Reizen”, zegt Paco onmiddellijk. “Ik kan eindeloos struinen en verdwalen. In Cairo liep ik zo ver dat de straatnamen verdwenen. Dan kijk ik rond, leg contact, drink koffie. Dan zie je mooie dingen. Hoe kan ik dat meenemen voor Amsterdam, vraag ik me dan af. Gesprekken met vakgenoten uit andere steden leiden ook vaak tot frisse inzichten.”

Ton: “Jan Gehl, een heel bekend stedenbouwkundige uit Kopenhagen, ging naar al die pleintjes in Italië, op zoek naar de kwaliteiten van zo’n plek. Ik kreeg eens de tip van een docent om altijd een meetlint bij me te dragen. Soms loop je namelijk ergens en voelt het goed, dan wil je er nog even blijven. Waar zit dat ‘m in? Meet het eens op, de stoep, de afstanden. Al reizend - waar dan ook - zie en ontdek je dingen. En als het klopt, zet je die door. Nog zo’n les van een van mijn oud-docenten: veel mooie ontwerpen en ideeën kwamen er niet zonder tegenslag. Laat dus niet zomaar los.”


Heeft Ton, die straks afzwaait, nog een droom voor Amsterdam? Of is dat net zo’n uitgeholde term als trots? “Een beetje wel.” Hij lacht. “Eerst die twee bruggen maar eens bouwen. Dan komt Noord erbij en wordt het echt een stad. En de Zuidas verder doorontwikkelen. Maar met Paco en mijn andere oud-collega’s heb ik er alle vertrouwen in dat Amsterdam alleen maar mooier wordt.”


‘Een les van een van mijn oud-docenten: veel mooie ontwerpen en ideeën kwamen er niet zonder tegenslag. Laat dus niet zomaar los.’

Button navigeer naar begin